Wat in 1908 begon met een plan voor een 'Zustergesticht met scholen en annex' is bijna honderd jaar later niet meer te herkennen. Toch zit er veel van het oude gebouw in het huidige. En ook het huidige is een bijzonder gebouw, niet eentje van dertien in een dozijn. De juffen en meesters doen hun best voor de kinderen, net zoals de zusters bijna honderd jaar geleden. En katholiek is de school gebleven, al ligt het accent nu op Jenaplan.
In 1908 nam een groep, onder wie pastoor A. Th. Ammerlaan, het initiatief om in Wester-Blokker een school voor katholiek onderwijs te stichten. Het 'Zustergesticht met scholen en annex, ten behoeve van den Parochie van den H. Michaël te Wester-Blokker', zoals in het proces-verbaal van aanbesteding stond, werd Klooster Bethlehem genoemd. Aannemer Joh. Verberne uit Volendam, later Spanbroek, wilde het werk wel uitvoeren voor 26.777 toenmalige guldens.
Het
eerste klooster
hier op schilderij, werd
al snel te klein.
Het klooster Bethlehem was ingewijd op 29 december 1909, en
feitelijk een herleving van het klooster dat in 1475 elders in Wester-Blokker
was opgericht, maar ten tijde van de hervorming werd verwoest.
Pastoor
Ammerlaan wilde zowel jong als oud aan zusters toevertrouwen. Met de directeur
van de congregatie in Amsterdam werd besloten dat vijf zusters gestuurd zouden
worden. De deken van Hoorn, J. Smeele, wijdde de eerste steen en na de
kerkelijke plechtigheid plaatsten de oudste parochiaan, de 91-jarige
C. Boekweit, weduwe van C. Bakker, en de driejarige Grietje Schouten een
steen naast de gedenksteen.
Reeds op de dag na de inwijding van het door de Haarlemse
architect C.L.M. Robbers ontworpen gebouw, dat was voorzien van een eenvoudige kapel,
kwamen vijf oudjes. Zowel het aantal leerlingen van de naai-, bewaar- en
leerschool als het aantal verpleegden nam gedurig toe.
De naai en bewaarscholen waren een jaar later al ontruimd
en voor verpleegden in gebruik genomen, terwijl voor de kinderen nieuwe lokalen
werden gebouwd, maar al spoedig was er opnieuw ruimtegebrek voor de verpleging.
Er werd een huisje bij betrokken. Op 12 augustus 1913 werd met de bouw van een
nieuwe vleugel begonnen.
Bouwvakkers maken een nieuwe vleugel, 1915.
Uiteindelijk werd Bethlehem tweemaal zo groot, en was er plaats voor honderd verpleegden.
Klooster Bethlehem twee maal in volle glorie
Betrokken in de beginfase van de school waren de zusters
Anna (lagere school), Alexiana (bewaarschool) en Kanuta. Er waren drie groepen.
Voor de allerkleinste kleuters, een naaiklas en een groep aan wie schrijven en
lezen werd geleerd.
In 1930 werd de lagere school uitgebreid met kelders en
drie lokalen: twee schoollokalen en een lokaal voor overblijvende kinderen.
Tot 1952 was zuster Loyola het tweede hoofd, van '52 tot '54 zuster Josephine Zwart.
In de jaren
vijftig werd het Jozefpark gebouwd. Het klooster kwam leeg te staan, maar er was
veel weerstand tegen sloop. De zusters trokken zich in 1956 terug uit het
onderwijs. Er kwam een leek aan het hoofd van de toen nog net vijfklassige
school, Th. C. Kunst.
Schoolreisje in 1956, met o.a. Th. Kunst en kapelaan De
Brabander.
Kunst vertrok twee jaar later, door omstandigheden. Hij werd opgevolgd door J. Ettes, die de scepter zwaaide tot hij in 1960 naar Heiloo vertrok.
Het klooster, vlak voor de sloop Juf Vriend met haar klas in 1956
Er was ondertussen in 1958 voor 56.777 gulden een nieuwe kleuterschool gebouwd, St. Rafaël, vanuit de huidige school gezien pal achter de gymzaal. De fundamenten liggen er nog. Juf R. Reus was hoofdleidster tot 1963, B. Bos tot 1983. In 1971 werd een derde lokaal gebouwd, in '77 een vierde.
Terug naar de Jozefschool. In 1960 werd Theo H. van Wittmarschen benoemd. Hij zou tien
jaar hoofd blijven.
In 1965 werd de school te klein. Onder leiding van pastoor
v.d. Klein en later Goossens en met medewerking van burgemeester Essing en de
inspectie werden plannen voor een ingrijpende verbouwing uitgewerkt. Tijdens de
'verherbouw' verbleven de leerlingen een jaar elders, eerst in het dorpshuis, in
de koeienstal van Fr. Broers en in het Gouden Hoofd. Tijdens de kermis werden de
spullen buiten opgeslagen omdat de zalen natuurlijk werden gebruikt voor feest.
In de winter waren de klaslokalen in de bollencellen van Jan Groot, met een
overdekte speelplaats.
De laatste uren zijn geteld voor Klooster Bethlehem.
In 1966 werd de nieuwe-verbouwde Jozefschool heropend door pastoor Goossens.
Kaal in het landschap, de nieuwe school in 1965.
Niets herinnerde meer aan het oude klooster. Veel was dan ook gesloopt en vernieuwd, kelders waren volgestort, sommige materialen als dakpannen waren hergebruikt, kozijnen waren verhoogd of bijgemaakt. De tweede verdieping verdween. Ervoor in de plaats kwam een zolder.
Op een bouwtekening uit november 1965, van architect Vlaming uit Medemblik, staat een luxe stalling voor honderd fietsen, plus een druivenkas en een kippenhok. Daar is niets meer van terug te vinden. De fietsenstalling stond waar in 1977 twee lokalen werden bijgebouwd (jongste kleuters). Er is nog wel een andere fietsenstalling geweest, twee eigenlijk, met asbest golfplaten. Deze zijn gesloopt toen de kans zich voordeed in het kader van asbestsanering. Op de speelplaats, nabij het gras, kun je aan de wat dieper liggende tegels nog zien waar ze hebben gestaan.
In juni 1971 volgde Ruud A.W. Hanssen
Theo van Wittmarschen als schoolhoofd op. In '78 kwam Jacques Schneiders aan het
roer.
Begin jaren
zeventig stond de St. Jozefschool al bekend als vernieuwingsschool, schreef een
trotse Schneiders in het jubileumboekje ter gelegenheid van het 75-jarig
bestaan. Hij is sinds 1971 aan de toen zevenklassige school verbonden. Er waren
destijds al kringgesprekken, wereldoriëntatie, documentatiecentrum, wiskundig
rekenen, zelfgestencilde taal- en rekentaken,
niveau-groepslezen en er was afgestapt van het cijfersysteem. Vieringen en
feesten werden beschouwd als 'belangrijke pedagogische momenten'.
De school werd uitgekozen om met zeven scholen in
Noord-Holland mee te mogen doen aan een cursus van het Katholiek Pedagogisch
Centrum voor onderwijsvernieuwing. Een proces dat langzamerhand zou leiden tot
een Jenaplanschool. In 1973 werd
het klassikale systeem onder hoofdmeester Hanssen definitief ingeruild voor
Jenaplan-stamgroepen. Het onderwijs, de organisatie en de rapportage werden
aangepast.
De betrokkenheid van de ouders werd vanaf de jaren zeventig steeds
groter en de contacten tussen kleuterschool en lagere school werden intensiever.
Er kwamen gezamenlijke vergaderingen, schoolkrant, een personeelsvereniging en
gezamenlijke feestjes. Vanuit deze integratiecontacten ontstond de koppelklas.
Vanaf 1975 konden oudste kleuters en eerstejaars drie keer per jaar aan het
leesproces beginnen: in maart,
augustus of november.
De St Jozefschool was in 1977 als een van de honderd
scholen in Nederland uitgekozen om mee te doen aan het landelijk
integratieproject. In dat jaar kwamen er ook twee lokalen bij. Een jaar eerder
was de Jozefschool al verrijkt met een nieuwe gymzaal, die in 1976 werd geopend.
In 1979 werd de school een van de 24 landelijke projecten
die de nieuwe basisschool moesten voorbereiden. Kleuter- en lagere school gingen op in de
nieuwe St. Jozefschool voor basisonderwijs.
Schneiders in de jubileumkrant ter
gelegenheid van het 75-jarige bestaan: ,,Het meedoen aan de landelijke
vernieuwingsprojecten van 1977 tot 1983 kan worden beschouwd als een erkenning
van de integratievorderingen van de school, maar ook van de juistheid van de
vernieuwingsrichting. Vele leerkrachten, schoolteams, studenten en instanties
hebben onze school bezocht en kregen daardoor nieuwe inspiratie voor het werken
in en aan de eigen praktijksituatie.'' Schneiders besluit zijn stuk met: ,,Een school die na 75 jaar nog zó levendig is, is
in de ware zin van het woord een geluk voor de kinderen, het personeel, de
ouders en de gemeenschap.''
In 1984 wordt in een platte aanbouw de nieuwe
gemeenschapsruimte ofwel aula geopend. Voordien was er een aula-handarbeidlokaal
in de lokalen links van de vooringang. Met een moderne scheidingswand die van
bovenaf kon worden neergelaten, en die er nog steeds is, onzichtbaar door de
muur tussen de twee klassen.
Nauwelijks meer in gebruik door vochtproblemen zijn de
kelders. Die bevinden zich onder twee klassen en een deel van het huidige overblijflokaal. Vroeger leidde een deur in de
zijkant van de school via een trap naar de ruimte van de Kabouters die daar hun
clubhuis hadden. Er is niet veel meer van over, behalve de trap die naar buiten
leidde, maar de toegang daartoe is geblokkeerd. In de kelders zijn stoelen en wat andere dingen opgeslagen. Langs
sommige muren hangt een waas van schimmel. Het zou mooi zijn als die ruimten
weer in gebruik konden worden genomen, maar om het vochtvrij te krijgen is veel
geld nodig, stelt Jacques Schneiders.
Hoe zou het er hier over honderd jaar uitzien?